De geschiedenis van het Fonds van Stein
Stein dankt zijn naam aan Arnold van Stein (±1266 – ± 1328), die het land tussen de Hollandse IJssel, de Vlietdijk, de Twaalfmorgen en de Oukoopsedijk in bruikleen had. Het geslacht Van Stein (in die tijd geschreven als Steyn of Steijn) stierf in 1390 uit. Het familiewapen, zeven rode ruiten, komt terug in het logo van onze stichting. Uiteindelijk kreeg het stadsbestuur van Gouda het land van Stein in leen, in 1595. De schout (burgemeester, kantonrechter en politiecommissaris tegelijk) en de ambachtsbewaarders, aangewezen door de Goudse vroedschap, vormden het bestuur van de ambachtsheerlijkheid Land van Stein.
Stein had geen eigen kerk en benoemde daarom vanaf eind zestiende eeuw twee armmeesters voor de plaatselijke armenzorg. Hun inkomsten haalden zij uit aalmoezen, giften en door rond te gaan met ‘den bossche’, te collecteren. Soms kregen ze een legaat. Neeltje Pietersdr Beutelaer, overleden in 1673, vermaakte de jaaropbrengst van haar 6,8 ha land aan Grietje Branden, weduwe van Gijsbert Poot. Het land bracht niet de verwachtte 150 gulden per jaar op, maar slechts 50 à 60 gulden. Grietjes kinderen, straatarm na de dood van hun moeder, konden daar niet van rondkomen. De armmeesters van Stein sloten in 1709 een overeenkomst met de kinderen Poot: zij kregen 1.000 gulden ineens en het land en de jaaropbrengsten ervan gingen over op de Armen van Stein. Die overeenkomst, gesloten op 18 juli 1709, is het begin van wat veel later Fonds van Stein zal heten!
In de Franse tijd vormde de rijksoverheid ambachten en andere kleine bestuurseenheden om tot één nieuwe bestuursvorm, de gemeente. Het Land van Steijn, Kort Haarlem, Voor-, Midden- en Willens en Vrijhoef/Kalverbroek werden samen de gemeente Stein c.a. De armenzorg in de gemeenten, dus ook in Stein, kreeg zijn plaats in het zogeheten Burgerlijk Armbestuur. In de loop van de tijd hebben de Armen van Stein er nog wat land bij gekregen, want in het kadaster van 1832 staat er al ruim 8 ha land op hun naam.
De gemeentelijke herindeling van 1870 voegde Reeuwijk, Sluipwijk en Stein samen tot de nieuwe gemeente Reeuwijk. Ook de armbesturen van de oude gemeenten gingen in elkaar op. Het Burgerlijk Armbestuur van het nieuwe Reeuwijk kreeg de beschikking over het armenfonds van Stein, inclusief de percelen land uit het legaat van 1673. Het Burgerlijk Armbestuur gebruikte de huuropbrengsten van de landerijen voor de financiële ondersteuning van behoeftige inwoners van Reeuwijk, dus niet meer uitsluitend voor de inwoners van Stein. In 1946 nam de Gemeentelijke Dienst voor Sociale Zaken die fakkel over.
De herindeling van 1964 schoof het Land van Stein tussen het spoor Gouda-Utrecht en de Hollandse IJssel naar Haastrecht. Daardoor ontstaat de situatie dat de Reeuwijkse Sociale Dienst ruim 5,5 ha land bezat en uitbaatte in een buurgemeente. De rest, ruim 2,7 ha ten noorden van het spoor, bleef in Reeuwijk. De Sociale Dienst vond zichzelf echter geen orgaan om geld en landerijen uit te baten. Met wederzijds goedvinden besloot de gemeenteraad op 12 december 1966 het hele vermogen van de Sociale Dienst over te nemen, inclusief al het land van ‘de Armen van Stein’. In april 1984 verkocht de gemeente Reeuwijk de landerijen voor ƒ 108.000. Dat kapitaal bracht in die tijd rond de ƒ 7.500 rente per jaar op, tegen een vroegere pacht- en huuropbrengst van niet veel meer dan ƒ 2.200. In 1985 besloot de gemeenteraad „jaarlijks een bedrag van maximaal ƒ 7.500 uit te trekken ten behoeve van de echte minima.”
Fonds van Stein vanaf 1986
De naam Fonds ‘Armen van Stein’ leek een drempel te zijn om er gebruik van te maken. Daarom hernoemde de gemeente het fonds in 1986 tot Fonds van Stein. In het huis-aan-huisblad De Reeuwijker van 26 juli 1989 schreef de gemeente dat inwoners die op de rand van het bestaansminimum balanceren een beroep kunnen doen op het Fonds van Stein. Een uitkering mocht minimaal ƒ 50 en maximaal ƒ 1.000 bedragen Alleen een vergoeding voor deelname aan het verenigingsleven en educatieve activiteiten had een maximum van ƒ 75 per jaar.
Privatisering van het Fonds van Stein, 7 februari 2008
In 2005 wilden particuliere instellingen bijdragen aan het Fonds van Stein. Dat bracht de principiële discussie op gang of de gemeente er naast haar wettelijke taken op het gebied van de armoedebestrijding wel zoiets als het Fonds van Stein op na moest houden. Eigenlijk niet, vond het gemeentebestuur. Zo ontstaat de gedachte terug te keren naar de wortels: een onafhankelijke instelling die het beheer voert over het kapitaal dat ooit in het fonds terecht is gekomen, die uit de opbrengsten van dat kapitaal noodhulp verstrekt aan inwoners van de gemeente (toen Reeuwijk) én die passief en actief aan fondsenwerving kan doen. De gemeenteraad besloot op 10 december 2007 het Fonds van Stein te privatiseren door oprichting van een Stichting Fonds van Stein en vervolgens het kapitaal van het fonds, € 90.694, aan die stichting over te dragen. In 2008 werd de oprichtingsacte getekend van het Bestuur Fonds van Stein.
Deze oprichtingsacte werd in 2019 – met instemming van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk vervangen door gewijzigde statuten. Hiervoor twee redenen; 1. De gemeente Reeuwijk fuseerde op 1 januari 2011 met de gemeente Bodegraven-Reeuwijk waardoor het logisch was dat ook de inwoners van de toegevoegde kernen een beroep op het fonds konden doen. 2. De rentedaling naar bijna 0% betekende dat bijna geen uitkering gedaan kon worden en er werd ingeteerd op het kapitaal.